Direct na de feestdagen publiceerde NRC een artikel met als doel op een rij te zetten wat er eigenlijk wetenschappelijk is aangetoond over aankomen en afvallen. Noot vooraf: de wetenschap weet eigenlijk nog heel veel niet op dit gebied…
Duidelijk is wel dat er individuele verschillen zijn. Genen, stress, beloning en voeding spelen een rol. En zeker is ook dat we in een dikmakende omgeving leven, waarin niettemin slanke mensen de norm zijn.
De overige wetenschappelijke zekerheden heeft NRC in een 5-puntenoverzicht gezet.
Samengevat:
- Ieder dieet is goed, zolang de lijner maar minder calorieën binnenkrijgt dan gebruikelijk. Maar: hoe gekker het dieet, hoe moeilijker het is om ná het afvallen het lagere gewicht te behouden.
Sommige diëten zijn wetenschappelijk onderzocht, wat hard bewijs heeft opgeleverd voor de goede werking van diëten met weinig koolhydraten of juist weinig vet, of zelfs diëten waarin bijvoorbeeld alle voedingsmiddelen met veel vezels worden weggelaten. Er is ook hard bewijs voor de goede werking van diëten die geen bestanddelen weglaten, maar waarin alles mindert, op grond van het tellen van calorieën.
- De wet van behoud van energie heeft als consequentie dat calorieën die met voedsel en warmte naar binnen komen en niet worden gebruikt voor hersenactiviteit, bloed rondpompen, ademhalen, spijsverteren, warm blijven, bewegen, en die ook niet in de ontlasting het lichaam verlaten, uiteindelijk in vetmoleculen in de vetcellen worden opgeslagen. De hoeveelheid calorieën (per 100 gram of portie) die op een voedingsmiddeletiket staan, zijn de calorieën die een gemiddeld mens opneemt. Er ontstaan makkelijk individuele en dagelijkse verschillen in die opname. Maar calorieën ‘bestaan’ dus, ook al wordt dat soms betwist.
- Het lichaam van een sporter springt zuiniger met zijn energie om, waardoor heel actief bewegen minder goed helpt om gewicht te verliezen dan een normaal, energiebeperkt dieet volgen (en 750 kcal per dag minder te eten). Maar: bewegen helpt wel om gezond te blijven. De sporter vervangt vet door spier. En bewegen beschermt tegen diabetes, tegen hart- en vaatziekten, tegen het metaboolsyndroom, tegen kanker en tegen dementie.
- Wetenschappers vinden dat iemand echt succesvol heeft gedieet als er minstens 10 procent lichaamsgewicht is verdwenen. Een dieetadvies is vaak gebaseerd op 5 tot 10 procent verlies van lichaamsgewicht in een half jaar tijd. Er zijn echter maar weinig mensen die zoveel kwijt raken. Eén op de 5 mensen die gaat lijnen slaagt erin om 5 procent lichter te worden. Eén op de 10 haalt het doel van 10 procent gewichtsverlies. Dat verlaagt al de kans op diabetes, op gewrichtsklachten en op hartziekten al flink, zelfs al is het ‘ideale’ gewicht dan nog niet bereikt.
- Iedereen weet dat de enige manier om slank te blijven na een dieet is: de ingezette gedragsverandering blijvend maken. Dat lukt de meeste mensen echter slecht. Minder dan 1 op de 30 afvallers slaagt er in om een eenmaal bereikt lichaamsgewicht meer dan vier jaar vast te houden. De anderen komen aan.
Dat komt waarschijnlijk met name doordat mensen die net flink zijn afgevallen, halflege vetcellen hebben die voortdurend laten weten dat het ‘zonde’ is de beschikbare capaciteit niet te benutten. Dat doen ze door signalen te sturen die leiden tot de ervaring van ‘trek’, en tot een vervelend humeur zolang er niet gegeten wordt.
Ook het energieverbruik van een lichaam daalt bij mensen die zijn afgevallen, onder het niveau van iemand anders die zónder te lijnen al jaren op hetzelfde gewicht zit.
De enorme trek in eten die mensen hebben, vooral als ze net zijn afgevallen, verdwijnt bovendien niet snel.
Bron: NRC