Nog steeds wil de reguliere medische wetenschap weten of acupunctuur werkt. Op zich is dat natuurlijk nuttig, even nuttig als om te weten of kindergeneeskunde of neurologie werkt. De vooronderstelling is daarbij als regel dat de effectiviteit moet worden vastgesteld met een experimentele methode, het zogenaamde dubbelblind onderzoek, of op zijn Engels: Randomized Controlled Trials (RCT’s). In de reguliere onderzoeksmethodologie bestaat een sterke voorkeur voor deze manier van bewijsvoering.

Er kleven aan deze methode echter twee fundamentele bezwaren. Het eerste bezwaar is dat deze methode groepen met elkaar vergelijkt, geen individuele patiënten. Het tweede fundamentele bezwaar is dat de groepen die worden onderzocht veelal sterk geselecteerd zijn. Dat komt door de zogenoemde uitsluitingscriteria: deelnemers mogen bijvoorbeeld niet jonger zijn dan 20 jaar, zij mogen geen bijkomende ziekten hebben, mogen niet eerder behandeld zijn geweest met de te onderzoeken behandelmethode etc. Soms maken de onderzochte patiënten daardoor niet meer dan 10% uit van alle patenten in de populatie. Toch worden de uitkomsten ook van toepassing verklaard op die overige patiënten. Geen wonder dat het effect van de onderzochte behandeling in de praktijk dan vaak tegenvalt.

Een alternatieve methode zou zijn om direct naar de behandelpraktijk te kijken: hoeveel patiënten genezen onder optimale en streng gecontroleerde condities in de dagelijkse praktijk?  Desondanks kan de onderzoeker met de RCT-methode soms vinden dat positieve resultaten worden bereikt ook bij geselecteerde groepen en groepsvergelijkingen. Een dergelijk resultaat wordt gemeld door Manheimer in zijn recente proefschrift op basis van een “review”(systematisch overzicht van meerdere studies) van onderzoeksverslagen bij drie specifieke aandoeningen. Vaak bleek de acupunctuurbehandeling niet veel beter dan een zogenoemde “placebo”- behandeling, maar, verrassend genoeg, wel duidelijk beter dan de gebruikelijke reguliere zorg bij de betreffende aandoening.